32

 

 

 

 

Vera had besloten dat het tijd werd voor een gesprekje met James Bennett. Ze had ook terug kunnen gaan naar Keith Mantel, maar die liet vast niet meer los dan hij kwijt wilde. Joe Ashworth had wel een beetje gegraven, maar zonder connecties kwam je niet ver, en ze had geen zin om te wachten tot hij de juiste connecties opbouwde. Toen ze hoorde dat James aan het werk was, ging ze samen met Ashworth naar de Punt om hem op te wachten. Ze was van plan hem mee terug te nemen naar het bureau. Dan konden ze tenminste niet worden afgeleid. Ze bedacht dat er allerlei redenen konden zijn waarom hij zijn naam had laten veranderen, maar haar fantasie ging een beetje met haar op de loop. Waarschijnlijk was hij betrokken geweest bij een of andere illegale actie van Mantel, dacht ze. Waarom zou hij anders een andere naam aannemen? Oké, misschien was hij geen moordenaar, maar het was duidelijk dat hij iets te verbergen had. Ze gingen niet demonstratief op hem staan wachten, maar bleven gewoon in hun auto, die naast die van James stond, tot James kwam opdagen.

Toen hij aan kwam lopen, had ze even haar twijfels. James was vroeg opgestaan die ochtend en had het grauwe, vermoeide gezicht van iemand die een paar nachten doorgehaald heeft. Ze wilde dat hij helemaal bij de les was. Zoals hij er nu uitzag, zou hij waarschijnlijk tijdens het verhoor met zijn hoofd op zijn arm in slaap vallen, zodat ze helemaal niks wijzer van hem zouden worden.

Hij had hen echter al gezien, dus wegrijden kon niet meer. ‘We kunnen het ook wel een andere keer afhandelen,’ zei ze. ‘Zo dringend is het niet.’

Maar James stond erop dat ze het nu deden.

‘Moet je je vrouw niet laten weten dat je later thuiskomt?’

‘Ik ben eerder klaar dan ik dacht. Voorlopig verwacht ze me toch niet thuis.’

Ze gingen zitten in een kamer zonder natuurlijk licht, waar de tl-buis flikkerde en het naar muffe, oude sigarettenrook stonk. Vera en James zaten tegenover elkaar aan tafel. Joe Ashworth zat een eindje van hen vandaan, zodat hij een onpartijdige waarnemer leek – de scheidsrechter bij een schaakpartij. Vera droeg een vormeloze oude-damesjurk en een vest dat aan de voorkant verkeerd was dichtgeknoopt. James, die nog altijd zijn uniform aanhad, zag er keurig uit.

‘Dit is geen officieel verhoor,’ zei Vera. ‘In een onderzoek komt wel eens iets aan het licht. Iets wat waarschijnlijk helemaal niet relevant is, maar toch even nagekeken moet worden. Dat begrijp je wel, hè?’

Hij knikte.

‘Keith Mantel zei dat hij je al eens eerder had ontmoet. Alleen heette je toen geen James Bennett. Dat moesten we natuurlijk uitzoeken.’

‘Natuurlijk.’ Heel beleefd, bijna alsof het zijn schuld was dat ze in zijn verleden hadden moeten graven en alsof hem dat erg speet.

‘Ik hoopte dus eigenlijk dat je ons daar wat helderheid over kunt verschaffen. Een beetje uitleg. En als je iets meer weet over Keith Mantel, dan horen we dat ook graag.’

Vera wist niet wat ze van het gesprek moest verwachten. Waarschijnlijk een of ander cliché. Dat het volstrekt legaal was om je naam te laten veranderen en dat hij hun daarvoor geen verklaring verschuldigd was. Dat ze daar niks mee te maken hadden. Maar wat er in werkelijkheid gebeurde, was dat James even met de pet speelde die voor hem op tafel lag, een moment met zijn ogen dicht nadacht en toen begon te spreken. En wat hij hun vertelde was niet een antwoord van een paar minuten, maar zijn complete levensverhaal, van begin af aan.

‘Toen mijn vader nog jong was werkte hij op een trawler. Als klein ventje hoorde ik alle verhalen – de stormen, de schippers met hun avonturen en de enorme vangsten waar ze toevallig tegenaan liepen – maar tegen de tijd dat ik naar school ging, werkte hij op het vasteland. Misschien woog het avontuur niet op tegen het gevaar en het gebrek aan comfort. Tegen die tijd moesten ze al ver de zee op om iets te vangen. Het was zwaar werk. Maar ik denk dat hij er vooral vanwege mijn moeder mee ophield. Het was vast niet leuk voor haar om de hele tijd alleen thuis te zitten.’

Vera knikte. Ze zei niets; ze wachtte tot hij verder ging.

‘Destijds hadden mijn ouders een kiosk in de buurt waar ze beiden waren opgegroeid. Ik was enig kind, maar er woonden neefjes van me in de straat, en als mijn vader en moeder het druk hadden, kookte mijn oma voor me. Het was een vriendelijke, veilige buurt. Al waren de mensen achter elkaars rug om niet altijd even aardig. Er wordt een hoop geroddeld in dorpjes. Mij kon het allemaal niet zoveel schelen. Voor mij was het een goede tijd.

Toen hij nog op zee werkte, zat mijn vader bij de vakbond, en ook daarna bleef hij geïnteresseerd in de politiek. Je zou denken dat hij conservatief was, als kleine zakenman die zijn hoofd boven water probeerde te houden in de harde wereld, maar nee. Hij was nog net geen communist, maar het scheelde niet veel. Een socialist van de bovenste plank. Met het Labour van nu zou hij helemaal niks hebben. Hij was altijd al lid van de partij geweest, en nu had hij ineens genoeg tijd om zich actief bezig te houden met de politiek. Ik weet nog dat hij in verkiezingstijd langs de deuren ging om stemmen te werven. Als hij thuiskwam, zat hij vol verhalen over de ruzies die hij bij mensen op de stoep had gehad. Ik heb geen idee wat mijn moeder ervan vond. Waarschijnlijk snapte ze wel dat hij iets om handen moest hebben om zich niet te gaan vervelen. In het begin zag ze het waarschijnlijk als een onschuldige hobby, net zoiets als vissen of treinen spotten.

Toen ik op de middelbare school zat, haalden ze hem over om zich kandidaat te stellen voor de gemeenteraad. Dat leek hem wel een goed plan. Tegen die tijd ging het met het huwelijk van mijn ouders bergafwaarts. Ze probeerden wel de schijn op te houden voor mij en deden poeslief tegen elkaar als ze samen ergens waren, maar zoals ik al zei, het was een klein dorp en er werd flink geroddeld. Ik hoorde dat hij er verschillende vriendinnen op nahield. Uiteindelijk kreeg hij een relatie met een ander partijlid, een lerares. Als ik het goed begrijp waren ze onafscheidelijk. Ik was woest destijds. Hoe kon hij overdag bij haar zijn en ’s avonds weer teruggaan naar mijn moeder? Het was zo vernederend. Blijkbaar vond mijn moeder dat ook, want op een avond, toen hij met de gemeenteraad aan het vergaderen was, pakte ze haar koffer en ging ervandoor. Ze vroeg niet of ik met haar meeging, en als ze het wel had gevraagd zou ik waarschijnlijk nee hebben gezegd, want ondanks zijn fouten geloofde ik dat ik meer met mijn vader gemeen had dan met mijn moeder. Daarbij was mijn vader kwetsbaarder. Hij had me harder nodig dan zij, dacht ik, en ik had het idee dat ik verantwoordelijk voor hem was. Mijn moeder kon zichzelf wel redden. Blijkbaar had ik gelijk, want niet lang daarna trok ze in bij een verzekeringsagent, zodat ze in elk geval een regelmatig inkomen had. Ze vroeg wel of ik eens langskwam in hun nieuwe huis, maar dat kon ik dus niet. Het was absoluut niet logisch, maar ik was kwaad op haar. Omdat ze mijn vader in de steek had gelaten. Toen ik van school kwam ging ik bij hem in de zaak werken.’

Hij haalde diep adem, en weer zag Vera hoe moe hij was. ‘Kan ik iets te drinken voor je halen, James? Koffie? Een glaasje water?’

Haar vriendelijkheid scheen hem te verbazen. Hij schudde zijn hoofd. ‘Sorry dat ik zo langdradig ben. Misschien is dit wel helemaal niet relevant allemaal.’

Vera leunde naar voren, over de tafel heen. Even leek het alsof ze haar hand op de zijne wilde leggen. ‘Je mag het verhaal zo uitgebreid vertellen als je zelf wilt, pop. Ik luister.’

‘Rond die tijd raakte mijn vader bevriend met Keith Mantel. Keith was toen nog maar een kleine projectontwikkelaar. Hij kocht een paar huizen in een slechte buurt, liet ze opknappen en verkocht ze dan weer. De huizen aan zee probeerde hij als vakantiehuisjes te slijten. Het was duidelijk dat hij grootse plannen had, maar mijn vader dacht waarschijnlijk dat ze van hetzelfde laken een pak waren – twee kleine zakenlieden die om te overleven de strijd aanbonden met de grote jongens.’

‘Ontmoetten ze elkaar ook buiten het werk om?’

‘Alleen maar in het begin.’

‘Was jij er ook bij?’

‘Meestal niet. Soms kwam Keith wel eens bij ons thuis. Op de vlucht voor een van zijn vrouwen, zei hij dan. Dan bleven ze de hele nacht doordrinken. Mijn vader vertelde verhalen over zijn leven op zee en Keith was een dankbare toehoorder. Als het even kon deed ik niet mee. Een van ons moest ’s ochtends vroeg op om de kranten te sorteren, en hoe dan ook, ik vertrouwde Mantel niet. Mijn vader zat in de planologische commissie van de gemeenteraad. Het leek me duidelijk dat Mantel niet bij ons thuis kwam om gezellig over vroeger te praten. Hij had iets van ons nodig.

Toen nam hij mijn vader mee op vakantie. Het was inmiddels uit met de lerares, en Keith regelde een vakantie naar een villa in de Algarve, met twee jonge vrouwen erbij. Mijn vader hoefde niks te betalen. Hij was zo naïef. “Je snapt toch wel waar je mee bezig bent, hè?” vroeg ik. “Hij wil vast iets terug voor die vakantie.” Maar daar wilde hij niet aan. Ze waren gewoon vrienden. Zo gingen vrienden met elkaar om. Als er een mazzel had, liet hij de ander daarin delen.’

‘En wat wilde Mantel terug voor de vakantie?’

‘Die eerste keer? Dat weet ik niet. Ik heb nooit de details gehoord. Ik weet wel dat er een tijdje later zonder formele stemming een project van Mantel werd goedgekeurd. Bejaardenappartementen, geloof ik. Aanleunwoningen. Er was een officiële opening waar mijn vader me mee naartoe sleepte. Ik weet niet hoe hij het voor zichzelf goedpraatte. Misschien zouden ze het project sowieso wel goedgekeurd hebben. Hoe dan ook, daarna kon hij Mantel niet zo makkelijk meer het hoofd bieden. De crisis kwam toen er over een nieuw recreatiecentrum gestemd moest worden. Mantel had de goedkoopste offerte, maar er was een ander bedrijf dat betere plannen had. Na de bijeenkomst van de planologische commissie belde mijn vader Mantel om te zeggen dat ze voor het andere bedrijf hadden gekozen. Ik was erbij toen hij belde. “Ach, wat maakt het ook uit, joh. Soms heb je mazzel, soms niet. Volgende keer beter.” Hij dacht echt dat Mantel er na een paar biertjes weer overheen zou zijn.’

‘Nee dus.’

‘Die avond kwam hij bij ons langs, met een fles whisky in zijn ene hand en een grote, bruine envelop in de andere. Ik probeerde in de buurt te blijven, maar Mantel stuurde me weg. Ik ging een paar uur weg, en toen ik weer terugkwam stond Mantel op het punt om weg te gaan. Mijn vader zat op de vloer. Dat had ik nog nooit eerder gezien. Mannen van zijn generatie zaten nooit op de vloer. Om hem heen op het tapijt lagen allemaal foto’s van de vakantie in Portugal. Mijn vader op een ligstoel met een bijna naakte blondine languit bovenop hem. Mijn vader in een restaurant, lachend om een van Mantels grappen. Hij zat op de vloer te janken.’

‘Mantel had gedreigd dat hij de foto’s openbaar zou maken?’

‘Hij zei dat hij zou laten uitlekken dat hij mijn vader had omgekocht, zodat hij toestemming had gegeven voor de aanleunwoningen. Zelf zou hij daar wel overheen komen, zei hij. Maar mijn vader niet. Moet je je voorstellen wat een krantenkoppen dat zou opleveren. gezellige vakantie voor socialistisch gemeenteraadslid. seks en sangria van de gemeentebelasting. En ergens had hij nog gelijk ook. Mijn vader had zich inderdaad laten omkopen. Zo stom.

Hij maakte zich niet alleen zorgen om wat de rest van de partij zou denken, maar meer om zijn drinkmaatjes en de familie. Alle tantes en nichtjes die hem tijdens de scheiding hadden gesteund omdat ze heilig in hem geloofden.’

James zweeg. De tl-buis flikkerde weer en ging toen uit. Ashworth ging op zijn stoel staan en gaf de plastic buis een klap. Het licht sprong weer aan en James ging verder waar hij gebleven was.

‘Het probleem was dat hij in zijn eigen reclameleuzen was gaan geloven. Marty Shaw, altijd op de bres voor het volk. Daar geloofde hij in. Zonder dat alles stelde hij niks voor, dacht hij. Ik zei dat hij ontslag kon nemen. Dat de mensen het allemaal wel zouden vergeten als hij zich een tijdje gedeisd hield. “De mensen wel misschien,” zei hij. “Maar ik niet. En jij ook niet, denk ik.” Daar kon ik geen antwoord op geven. Hij had veel gedronken en ik hielp hem zijn bed in.

Toen ik wakker werd was hij weg, en zijn auto ook. Ik dacht dat hij een paar dagen de hort op was. Dat was wel wat voor hem, weglopen. Ik stelde me zo voor dat hij bij een van zijn oude vissersvrienden zat en zo’n medelijden met zichzelf had dat hij zijn zorgen moest verdrinken. Ik ging verder alsof er niks aan de hand was, runde de winkel en bood mijn verontschuldigingen aan aan de klanten.’

‘Maar hij was niet een paar dagen de hort op.’

‘Nee. Drie dagen later vonden ze zijn auto.’

‘Waar?’

‘Hier in Elvet. Op het parkeerterrein aan de rivier.’

Waar Vera een dag eerder met Michael Long was geweest. Dicht bij de telefooncel vanwaar Christopher Winter had geprobeerd te bellen.

‘Maar zelf zat hij niet achter het stuur?’

‘Hij had een briefje achtergelaten. Dat tenminste nog wel. Veel liefs voor mij. Of ik alsjeblieft niet al te slecht over hem wilde denken.’ James haalde diep adem. ‘Waarschijnlijk wachtte hij tot het hoogwater was. Hij liep gewoon de rivier in. Hij had nooit leren zwemmen. Hij liep totdat de stroming hem te pakken kreeg, zijn benen onder hem vandaan rukte en hem onder water sleurde. De ondergrond is daar heel oneffen. Modder, kiezelstenen, rotsblokken. Misschien struikelde hij. Ik vraag me wel eens af of hij op het laatste moment nog tegenstribbelde. Of hij probeerde de lucht in zijn longen vast te houden toen hij kopje-onder ging. Hoe dan ook, pas een maand later spoelde zijn lichaam aan. Tegen die tijd kon je het nauwelijks meer een lichaam noemen. Ze moesten hem aan de hand van zijn gebit identificeren.’

‘En toen nam je een andere naam aan.’

‘Ja.’

‘Wel een extreme reactie.’

‘U begrijpt het niet. Het ging niet alleen om de naam. Ik wilde niet de zoon van Marty Shaw zijn. Ik wilde niet geassocieerd worden met smeergeld en steekpenningen. Ik had geen zin om het familiebedrijf te runnen, de zielige jongen te zijn en te luisteren naar het giftige geroddel van de klanten en de familie. Ik wilde opnieuw beginnen.’

‘Ja, maar toch...’

‘Moet u horen, ik was jong. Dan reageer je nog wel eens overdreven op dingen. Ik schaamde me dood. Die foto’s, Mantel... Het was allemaal zo schunnig, zo smakeloos. Ik verkocht roddelblaadjes met dat soort verhalen, waar mensen eerst boven hingen te kwijlen en vervolgens heel laatdunkend over deden. Misschien zou het makkelijker voor me geweest zijn als mijn vader betrokken was geweest bij grootschalige fraude of handel met voorkennis of zoiets. Emma zegt wel eens dat ik een snob ben. Misschien heeft ze daar wel gelijk in.’

‘In feite ben je dus zelf ook op de loop gegaan.’

‘Als u het zo wilt noemen. Voor mij was het meer dan dat. Ik had het idee dat ik iemand anders was geworden, dat ik opnieuw kon beginnen, dat ik kon zijn wie ik altijd al had willen zijn.’

‘Je ging de zee op. Dat moet de invloed van je vader zijn geweest.’

‘De verhalen die hij me vertelde toen ik nog klein was? Misschien wel, ja.’

‘Waarom ben je naar Elvet verhuisd?’

‘Vanwege Emma.’

‘Wist je dat Keith Mantel in het dorp woonde?’

‘Er was veel publiciteit toen zijn dochter stierf. Haar dood maakte mijn beslissing om naar het dorp te verhuizen wat makkelijker. Anders had ik waarschijnlijk niet het risico genomen om hem tegen het lijf te lopen. Nu wist ik in elk geval dat hij ook iemand had verloren die veel voor hem betekende. Daardoor werd het wat moeilijker voor me om hem te haten.’

‘Wraak?’

‘Ik vond het niet erg om te horen dat ze was overleden,’ zei hij scherp. ‘Maar haar vermoorden? Nee.’

‘Nee?’

‘En bovendien,’ ging hij verder, zonder aandacht aan haar te besteden, ‘tegen die tijd had ik een nieuw leven. Ik was James Bennett, niet Jimmy Shaw. Ik moest me vooral niks van hem aantrekken. En ik dacht niet dat we elkaar vaak tegen zouden komen.’

‘Ben je daarom naar Elvet verhuisd? Vanwege je vader? Uit piëteit voor je vader?

‘Nee!’ zei hij geïrriteerd. ‘Ik ben hier komen wonen omdat ik een huis zag dat ik mooi vond en om dicht bij de familie van mijn vrouw te zijn. Dat is alles.’

Daar hield Vera het bij. Hij kon goed vertellen. Het klonk geloofwaardig. Misschien was het zelfs wel waar. Ze regelde een auto die hem naar huis zou brengen. Ze bracht hem naar de uitgang van het bureau en bleef naast hem staan wachten totdat de auto voorreed.

‘Waarom heb je het niet aan Emma verteld? Vind je zelf ook niet dat ze het recht heeft om het te weten?’

‘Ze werd verliefd op James Bennett en trouwde met James Bennett. Waarom zou ze iets moeten weten over een of andere vreemde kerel die toch niet meer bestaat?’

‘Ik zou het haar toch maar vertellen,’ zei Vera. ‘Anders loop je het risico dat Keith Mantel rare spelletjes gaat spelen.’

Ze kreeg de indruk dat James hoorde wat ze zei en het ook serieus in overweging nam, maar hij gaf geen antwoord.

 

 

 

 

Onschuld
titlepage.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_000.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_001.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_002.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_003.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_004.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_005.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_006.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_007.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_008.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_009.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_010.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_011.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_012.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_013.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_014.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_015.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_016.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_017.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_018.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_019.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_020.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_021.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_022.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_023.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_024.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_025.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_026.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_027.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_028.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_029.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_030.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_031.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_032.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_033.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_034.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_035.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_036.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_037.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_038.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_039.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_040.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_041.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_042.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_043.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_044.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_045.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_046.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_047.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_048.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_049.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_050.xhtml
awb - onschuld-ebook_split_051.xhtml